EINDTIJDKLOK

Ontwikkelingen en gebeurtenissen in de eindtijd

Zijn Leer

dove06b

Hier halen we fragmenten aan uit de Heilige Schrift.

Lucas 6: 17-49 Toespraak tot de leerlingen en het volk

Samen met hen daalde Hij af naar een vlak terrein. Daar waren zijn leerlingen, in grote getale, en een grote volksmenigte uit heel het Joodse land en Jeruzalem, en uit de kustgemeenten van Tyrus en Sidon. Ze waren gekomen om Hem te horen en van hun ziekten te worden genezen. Ook zij die geplaagd werden door onreine geesten, werden genezen. En al die mensen probeerden Hem aan te raken, omdat er een kracht van Hem uitging die iedereen genas.

Hij richtte het oog op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig de armen, voor jullie is het koninkrijk van God. Gelukkig die nu honger hebben, jullie zullen volop te eten hebben. Gelukkig die nu huilen, jullie zullen lachen. Gelukkig zijn jullie als de mensen je haten, als ze je buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk gehaald wordt omwille van de Mensenzoon, dans die dag van blijdschap, want vergeet niet, in de hemel wacht jullie een rijke beloning. Hetzelfde deden hun voorvaders immers met de profeten. Maar wee jullie rijken, je hebt je troost al binnen, wee jullie die nu voldaan zijn, je zult honger hebben. Wee die nu lachen, jullie zullen rouwen en huilen. Wee als de mensen lovend over je spreken. Hetzelfde deden de voorvaders immers met de valse profeten.

Maar tegen jullie de luisteren zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie je haten, zegen hen die je vervloeken en bid voor diegenen die je versmaden. Slaat iemand je op de wang, bied hem dan ook de andere, en pakt iemand je jas af, weiger hem dan ook je hemd niet. Vraagt iemand je om iets, geef het, en pakt men iets van je af, vraag het dan niet terug. Behandel de mensen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Als jullie je vrienden liefhebben, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook de zondaars hebben hun vrienden lief. En als jullie je weldoeners weldoen, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook de zondaars doen dat. En als jullie lenen aan mensen van wie je iets terugverwacht, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook zondaars lenen aan zondaars om op hun beurt hetzelfde te krijgen. Nee, heb je vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug. Dan zal er een rijke beloning zijn voor jullie: je wordt kinderen van de Allerhoogste, want ook Hij is goed voor ondankbare en slechte mensen. Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is. Werp je niet op als rechter, dan zullen jullie niet berecht worden. Veroordeel niet, dan zullen jullie niet veroordeeld worden. Spreek vrij, dan zullen jullie vrijgesproken worden. Geef, dan zal jullie gegeven worden. Een mooie maat, stevig aangedrukt, goed geschud en overvol zal je in de schoot geworpen worden. Want met de maat waarmee jullie meten zul je gemeten worden.’

Verder zei Hij tegen hen in beeldspraak: ‘Kan de ene blinde een gids zijn voor de andere? Dan vallen ze toch samen in een kuil? Een leerling staat niet boven zijn leermeester; iemand die volleerd is zal als zijn leermeester zijn. Wat kijk je naar de splinter in het oog van een ander terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? Hoe kun je tegen een ander zeggen “Vriend laat me de splinter weghalen die in je oog zit”, terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Schijnheilige, haal eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zie je scherp genoeg om de splinter weg te halen die in het oog van de ander zit. Er is geen mooie boom die zieke vruchten draagt, en evenmin een zieke boom die mooie vruchten draagt. Want iedere boom is herkenbaar aan zijn eigen vrucht. Van een doornstruik plukt men geen vijgen, en van een braamstruik oogst men geen druiven. Een goed mens haalt uit de voorraad van zijn goede hart het goede tevoorschijn, en een slecht mens het slechte, want waar iemands hart vol van is, daarvan spreekt zijn mond.

Waarom roepen jullie ‘Heer! Heer!’ tegen Mij en doen jullie niet wat Ik zeg? Iedereen die bij Mij komt, Mij hoort en doet wat Ik zeg, – ik zal jullie laten zien op wie zo iemand gelijkt. Hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en de fundering op de rots legde. Toen kwam er een overstroming en de rivier beukte tegen het huis, maar het kon het niet aan wankelen brengen, want het was goed gebouwd. Maar wie hoort en niet doet, lijkt op iemand die een huis zomaar op de grond bouwde, zonder fundering; de rivier beukte er tegen en meteen stortte het in, en dat huis werd één grote ruïne.

Johannes 8:2-11 Een overspelige vrouw

Maar in de vroegte was Hij al weer in de tempel en heel het volk stroomde naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichte hen. Nu kwamen de Schriftgeleerden en de farizeeën aanzetten met een vrouw die betrapt was op echtbreuk. Ze brachten haar voor Hem en zeiden: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op echtbreuk. Mozes heeft ons in de wet voorgeschreven zulke vrouwen te stenigen. ‘Hoe staat U daar tegen over?’ Met deze vraag wilden ze Hem op de proef stellen, om te zien of ze een aanklacht tegen Hem konden indienen. Maar Jezus bukte zich om met zijn vinger op de grond te schrijven. Toen ze op een antwoord bleven aandringen, keek Hij op en zei: ‘Wie van u zonder zonde is moet dan maar als eerste een steen op haar werpen.’ En weer bukte Hij zich om op de grond te schrijven. Zij echter trokken na die woorden weg, de één na de ander, te beginnen met de oudsten, zodat Hij alleen achterbleef met de vrouw daar voor Hem. Jezus keek op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze gebleven vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Nee, Heer, niemand’ Antwoordde ze. Waarop Jezus zei:’ Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar en zondig voortaan niet meer.’

Matteüs 4: 1-11 Door de duivel op de proef gesteld

Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden. Na veertig dagen en veertig nachten vasten kreeg Hij tenslotte honger. De beproever kwam naar Hem toe en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, zeg dan dat deze stenen brood worden.’ Hij antwoordde: ‘Er staat geschreven: de mens zal niet leven van brood alleen, maar van ieder woord dat uit de mond van God komt.’ Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op de rand van de tempel en zei: ‘ Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: Zijn engelen zal Hij bevelen U op hun handen te dragen, zodat U aan geen steen Uw voet zult stoten.’ Jezus zei Hem: ‘Er staat ook geschreven: U zult de Heer uw God niet op de proef stellen.’ Weer nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet Hem alle koninkrijken van de wereld zien en al hun pracht, en zei: ‘Dit alles zal ik U geven, als U voor mij in aanbidding neervalt.’ Toen zei Jezus Hem: ‘Ga weg Satan. Want er staat geschreven: ‘De Heer uw God zult u aanbidden en Hem alleen dienen.’ Toen liet de duivel Hem met rust, en kwamen er engelen om Hem van dienst te zijn.

Matteüs 6: 1-18 De Vader ziet in het verborgene

Pas op dat jullie je gerechtigheid niet doen voor het oog van de mensen, om door hen gezien te worden. Anders wacht je geen loon bij jullie Vader in de hemel. Dus wanneer je barmhartig bent, loop er dan niet mee te koop, zoals de schijnheiligen dat doen in de synagogen en op straat, om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. Maar als jij barmhartig bent, laat dan je linker hand niet weten wat je rechter doet, opdat je barmhartigheid in het verborgene gebeurt, en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen.

En waneer je bidt, wees dan niet als de schijnheiligen, zij staan graag in de synagogen en op de hoeken van de straten te bidden om op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. Maar als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader, die in het verborgene is, en je Vader die in het verborgene ziet, zal het je lonen. Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen worden. Neem daar geen voorbeeld aan, want jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt. Jullie moeten zo bidden:

Onze Vader in de hemel,

uw Naam worde geheiligd,

uw Koninkrijk kome,

uw wil geschiede,

op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het nodige brood,

en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij

vergeven aan wie schulden heeft bij ons.
En breng ons niet in beproeving,

maar red ons van het kwaad.

Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal de hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal de Vader jullie overtredingen ook niet vergeven.

Wanneer je vast, zet dan geen somber gezicht op zoals de schijnheiligen, want zij vertrekken hun gezicht om met hun vasten op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. Maar als jij vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht, opdat het bij de mensen niet opvalt dat je vast, maar wel bij de Vader, die in het verborgene is, en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen.

Matteüs 12: 1-15 Men mag op sabbat goed doen

In die tijd liep Jezus op sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen kregen honger en begonnen aren te plukken en aten die op. De farizeeën zagen het en zeiden Hem: ‘Kijk eens, uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’ Maar Hij zei: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij het huis van God binnenging en hoe ze de offerbroden aten, die hij niet mocht eten en ook zijn metgezellen niet, maar alleen de priesters? Of hebt u niet gelezen in de wet dat op sabbat de priesters in de tempel de sabbat ontheiligen en toch onschuldig zijn? Ik zeg u, hier is meer dan tempel. Als u begrepen had wat dit zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offer, zou u geen onschuldigen veroordeeld hebben. Want de Mensenzoon is Heer van de sabbat.’

Hij ging daar weg en kwam in hun synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. Ze stelden Hem de vraag: ‘Mag men op sabbat genezen?’, met de bedoeling om Hem te kunnen aanbrengen. Maar Hij zei hun : ‘Als iemand van u eens schaap heeft, en het is op sabbat in een kuil gevallen, zal hij het er dan niet uithalen? Hoeveel meer is een mens niet waard dan een schaap? Daarom mag een mens op sabbat goed doen.’ Toen zei Hij tegen de man: ‘Strek uw hand.’ Dat deed hij, en ze werd weer even gezond als de andere. Eenmaal buiten beraamden de farizeeën plannen tegen Hem om Hem uit de weg te ruimen. Toen Jezus dat merkte, week Hij uit naar elders.

Matteüs 13: 24-30, 36-43 Gelijkenis van het koninkrijk en Uitleg en andere gelijkenissen

Nog een gelijkenis hield Hij hun voor: ‘Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met iemand die goed zaad op zijn akker had gezaaid. Toen iedereen sliep kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging weer weg. Toen het gewas opschoot en vrucht zette, kwam ook het onkruid tevoorschijn. De knechten van de eigenaar kwamen hem zeggen: “Heer, hebt u geen goed zaad gezaaid op uw akker? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” Hij zei hun: “Een vijandig mens heeft dat gedaan.” De knechten vroegen hem: “Zullen we het er dan maar uit gaan halen?” Maar hij zei: “Nee, want als jullie het onkruid eruit halen, trek je tegelijk de tarwe eruit. Laat ze samen opgroeien tot de oogst, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen: Haal eerst het onkruid bijeen en bind het in bussels om het te verbranden, maar verzamel de tarwe in mijn schuur.

Toen stuurde Hij de menigte weg en ging naar huis. Zijn leerlingen kwamen bij Hem en zeiden: ‘Leg ons het beeld uit van het onkruid op de akker.’ Hij antwoordde: ‘De zaaier van het goede zaad is de Mensenzoon. De akker is de wereld. Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koninkrijk. Het onkruid, dat zijn de kinderen van de boze. De vijand, die het zaaide, is de duivel. De oogst is de voleinding van de tijd en de maaiers zijn de engelen. Zoals nu het onkruid bijeen wordt gehaald en in het vuur verbrand wordt, zo zal het zijn bij de voleinding van de tijd. De Mensenzoon zal zijn engelen uitsturen en die zullen uit zijn koninkrijk allen bijeenbrengen die anderen ten val brengen en onrecht bedrijven en ze zullen hen in de vuuroven gooien. Het zal daar een gejammer zijn en een tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft, moet horen.

Matteüs 22: 34-40 Het grootste gebod in de Wet

Toen de farizeeën hoorden dat Hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar en één van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem op de proef te stellen: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Jezus zei hem: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en het eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten.’

Matteüs 18: 21-35 Vergeving schenken

Toen kwam Petrus bij Hem en zei: ‘Heer, hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven als hij mij iets misdoet? Tot zeven keer toe?’ Jezus zei hem: ‘Niet tot zeven keer toe, zeg Ik je, maar tot zeventig maal zeventig keer toe. In dit opzicht gaat het met het koninkrijk der hemelen als met een koning die met zijn dienaren afrekening wilde houden. Toen hij begonnen was met afrekenen, werd er iemand bij hem gebracht die een schuld had van tienduizend talenten. Omdat hij niet kon betalen, gaf de heer het bevel om hem met vrouw en kinderen en alles wat hij had te verkopen, zodat hij zou kunnen betalen. Daarop viel de dienaar voor hem neer en vroeg: “Heb geduld met mij, en ik zal u alles betalen.” De heer kreeg met die dienaar te doen en liet hem vrij, en hij schold hem het geleende geld kwijt. Toen die dienaar buiten kwam, trof hij één van zijn mededienaren, die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal me wat je schuldig bent.” Daarop viel zijn mededienaar voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij en ik zal je betalen.” Dat wilde hij niet, integendeel, hij liet hem zelfs gevangenzetten tot hij het verschuldigde bedrag betaald zou hebben. Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij buitengewoon ontstemd en gingen alles wat er gebeurd was aan hun heer vertellen. Toen riep zijn heer hem bij zich en zei: “Jij slechte dienaar, ik heb je heel die schuld kwijtgescholden, toen je mij daarom smeekte. Hij juist jij geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer werd zo kwaad dat hij hem uitleverde aan de beulen, totdat hij heel zijn schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als niet ieder van jullie zijn broeder van ganser harte vergeeft.

Matteus 19: 1-9  Onverbreekbaarheid van het huwelijk

Nadat Jezus deze rede had uitgesproken, verliet hij Galilea en ging hij langs de overkant van de Jordaan naar Judea.  Grote massa’s mensen volgden hem, en hij genas hen ter plekke. Toen kwamen er farizeeën op hem af om hem op de proef te stellen. Ze vroegen: ‘Mag een man zijn vrouw om willekeurig welke reden verstoten?’ Hij zei: ‘Hebt u niet gelezen dat de schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt?’ En hij vervolgde: ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden; ze zijn dan niet langer twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.’ Toen vroegen ze hem: ‘Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven haar een scheidingsbrief te geven en haar zo te verstoten?’ Hij antwoordde: ‘Omdat u harteloos en koppig bent, daarom heeft Mozes u toegestaan uw vrouw te verstoten. Maar dat is niet vanaf het begin zo geweest. Ik zeg u: wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis.”